De droom

Steeds vaker begon de dertienjarige Tomas de Smidt het voor zich te zien. Op verloren momenten, wanneer hij heimelijk wegdroomde op de steiger. Als bijbaantje maakte hij waterfietsen schoon, maar tussendoor, als niemand keek, gleed zijn blik over het water dat zijn gedachten meevoer, tuurde hij naar de langsvarende boten en genoot in stilte van de vrijheid die het uitzicht hem bood. Hij snoof de geur op van het water, vermengd met die van de boten en de stad, en langzaam maar zeker verankerde het idee zich in zijn hoofd. Dat zou hij zelf toch ook wel kunnen? Zijn eigen schip varen? Met gasten aan boord die net als hij konden genieten van een tocht door de prachtige grachten van Amsterdam.

De ambitie

Het bleef niet bij dagdromen. Toen Tomas eind jaren tachtig klaar was met de middelbare school ging hij aan de slag bij het bedrijf van zijn oom Ben, op de Watertaxi. In de jaren die volgden deed hij als jongste schipper van Amsterdam veel ervaring op in de rondvaartbranche, en genoot hij van de gastvrijheid en persoonlijke aandacht die hij zijn gasten zo graag gaf. Alleen tijdens de koudere perioden – wanneer de grachten zich in een rimpelloze winterslaap begaven – verruilde Tomas het water voor de sneeuw, en daalde hij af naar Oostenrijk om skilessen te geven. Zowel de binnenlandse wateren als de buitenlandse bergen brachten zijn energieke geest tot rust, maar zetten allesbehalve een rem op zijn ambitie. Zijn droom om niet alleen een eigen rederij te hebben maar bovenal dé gastvrijheid op de Amsterdamse grachten te bieden, verloor hij dan ook geen moment uit het oog.

Tom

Het varen, het water, de schepen, het waren Tomas’ passie en drijvende kracht. Maar terwijl zijn droom groeide, werd een nachtmerrie werkelijkheid: In het jaar dat Tomas vijfentwintig jaar werd, overleed zijn vader Tom. De periode die daarop volgde, was zowel intens verdrietig als een keerpunt. Als nachtmerries werkelijkheid kunnen worden, dacht Tomas, kunnen dromen dat ook. Nietsvermoedend wat er zich de daaropvolgende jaren zou voltrekken, legde hij met die gedachte de eerste steen van zijn rederij.

De Bloemenboot

Na de steen kwam het plan. Tomas’ rederij zou ’t Smidtje worden genoemd, een eerbetoon aan zijn vader, verliefd als die was geweest op zijn voormalige en gelijknamige tjalk. Nadat Tomas met de hulp van zijn oom Ben de financiering rond kreeg, werd het kantoor gevonden in De Bloemenboot: het schip aan de Ruysdaelkade waarin de bloemenzaak van zijn moeder Rinny was gehuisvest. Het ooit uitgebrande roefje van De Bloemenboot kreeg met de hulp van Tomas’ broer Tijn en andere familieleden en vrienden een flinke opknapbeurt. Een klus die maanden duurde, in een bloedhete zomer, slechts kortstondig onderbroken toen er tijdens het sloopwerk ineens een tas met tientallen briefjes van honderd gulden uit het plafond viel, alsof het een teken was.

‘t Smidtje

In de tussentijd had Tomas zijn eerste schip aangekocht: De Meermeermin. Hoewel het weinig meer was dan een roestig en met waterplanten overgroeid casco, was Tomas er gelijk aan verknocht. Het schip werd omgedoopt tot ’t Smidtje, en ook zij ontkwam niet aan een grondige opknapbeurt.

In het voorjaar van 2001 was het eindelijk zover: Rederij ’t Smidtje ging van start.